26
18 JANUARI 1924.
slechts 41 leerlingen telde. Daar naar wordt de vergoeding
volgens art. 101 voor het geheele jaar berekend, ofschoon
het aantal leerlingen in de Paaschvacantie reeds tot ongeveer
70 geklommen was. Dat is dus ook een voordeel voor de
gemeente. Spreker is van oordeel, dat hier wel degelijk van
uitbreiding sprake is en dat niet art. 72, maar art. 84 der
wet had moeten worden toegepast. Spreker zou derhalve
de stukken willen terugzenden aan het schoolbestuur, ten
einde eene verbeterde aanvrage te kunnen inzenden.
De VOORZITTER zegt, dat eene vergelijking met de
splitsing van de school aan de Boschstraat niet opgaat. Dat
was voorheen eene gewone lagere school met dubbele klassen.
Toen daar gesplitst werd, was het begrijpelijk, dat enkele
leer- en hulpmiddelen moesten worden aangeschaft, welke
vroeger ten dienste waren van de dubbele klassen. De school
aan de Karrestraat, welke voorheen eene school was met 9
leerjaren, werd gesplitst in twee scholen met 6 en 3 leerjaren.
De hoogste leerjaren, waarin geheel andere leermiddelen
worden gebezigd dan in de lagere, werden afgescheiden en
tot eene afzonderlijke school omgevormd. De heer Van
Luijtelaar beroept zich tevens op de toeneming van het
aantal leerlingen, doch een zoodanig beroep wordt door het
schoolbestuur niet gedaan. Burgemeester en Wethouders
kunnen dus daarover geen prae-advies geven, omdat die
zaak thans niet in het geding is gebracht.
Art. 84 der wet, waarop de heer Van Luijtelaar zich
eveneens beroept, is voor scholen als deze niet geschreven.
Dit artikel heeft betrekking op geheel andere scholen, hetgeen
reeds blijkt uit de redactie zelve, welke overigens nagenoeg
eene herhaling is van hetgeen in art. 72 is vermeld. Wenscht
het schoolbestuur om andere redenen op zijn verzoek terug
te komen, dan kan het dat doen en zal de zaak opnieuw
onder de oogen moeten worden gezien, doch, zooals het
adres thans luidt, behoort daarop afwijzend te worden
beschikt.