270
8 APRIL 1924.
En nog steeds is er geen antwoord gekomen van't College
op onze vraag: „Is 't afdrukken van dit schrijven geschied,
ook tegen den wil en wensch van 't College van Burge
meester en Wethouders of is dit schrijven opzettelijk toege
zonden aan de courant?" Mogen wij daarop nu ook eens
antwoord ontvangen en dan tevens vernemen, of de groote
meerderheid van 't College gekend is in 't al of niet publi-
ceeren van dit schrijven, waarover eigenlijk 't College niet
mocht beschikken, daar dit schrijven 't eigendom van de
R. K. raadsfractie was geworden? Was dit publiceeren hof
felijk jegens de eigen leden in 't College? Ik wil hier wel
verklaren, dat twee wethouders mij hebben gezegd, dat zij
niet waren gekend in dit toezenden aan de courant van 't
schrijven van Burgemeester en Wethouders.
Vragen stellen is gemakkelijker dan vragen beantwoorden,
al worden spitsvondige vragen toch wel eens niet geheel
juist gesteld, want de vraag, „dat bij de vervulling van het
„loco-burgemeesterschap politieke of religieuse kleur van
„bevolking en raadsmeerderheid richtsnoer moei zijn", be
antwoordt niet aan den tekst der motie en van den brief
der R. K. raadsfractie, waar staat„betreurt de R. K. raads
fractie het, dat Uw College gemeend heeft bij deze aan-
„wijzing niet met voornoemde omstandigheden rekening te
„moeten houden".
Wat dit richtsnoer moet zijn" betreft, herhalen wij nog
maals, dat er geen wetsartikel is aan te wijzen, waarin dit
voorschrift met evenveel woorden staat opgenomen, en even
zeer, dat dit niet onder alle omstandigheden gewetensplicht
is. Doch wij blijven er bij, dat het toch alleszins billijk is,
dat in onze omstandigheden in eene gemeente als Breda
naast een Katholieken Burgemeester, ook practisch een
Katholiek loco-burgemeester thuis behoort. Als de groote
meerderheid van 't College dit niet medevoelt, dit niet begrijpt,
dit niet als billijk erkent, dan helpen daar geen argumenten
tegen en ook geen redeneeren. 't Is niet voldoende, dat ge
wichtige belangen niet zullen geschaad worden, neen, zij