8 APRIL 1924. 275 Hoe staat het nu met de andere deelnemers aan den Bre- daschen verkiezingsstrijd Begin ik met de grootste fractie hier, die der R. K. staats partij, dan, Mijnheer de Voorzitter, zal er wel niemand aan de overzijde worden gevonden, die zal ontkennen, dat voor haar de uitslag vèr beneden de verwachtingen is gebleven. Had men daar niet gehoopt op 12 a 13 zetels? Zeer zeker, en we vinden zulks dan ook onomwonden bevestigd in een stukje van den Ginnekenschen Commandant van het Bre~ dasche Katholieke veldleger, Mr. Verschuur, in het Dag blad van Noord-Brabant van Donderdag 24 Mei 1923, dus daags na de stemming. Lezen we daar niet: „Daarnaast moet evenwel worden getuigd, dat deze ge meenteraadsverkiezing beneden onze verwachtingen is geble- „ven. Immers bracht de verkiezing van de Provinciale Staten, „welke in April j. 1. werd gehouden, op de katholieke lijst „niet minder dan 7223 stemmen, hetgeen ons reden gaf 12 „misschien zelfs 13 zetels te verwachten in den Raad. Dit „heeft zoo niet mogen uitkomen enz." Kom ik straks op dit artikel van Mr. Verschuur nog terug, bereids kan worden geconstateerd, dat er voor de R. K. Staatspartij geen reden was om te juichen over den uitslag. Maar in nog mindere mate is dit het geval voor de nu ja andere R. K. partij „Dr. Schaepman". Werd deze laatste fractie niet door het kiezerscorps gehalveerd? En dat trots de zoo bijzondere van deze zijde gevoerde ver kiezingscampagne en het al van ouds daarbij behoorende carnavalskrantje. Mijnheer de Voorzitter, ik kan de verleiding niet weerstaan den Raad nog voor een wijle te doen genieten van het grootsch vernuft, waarvan de inhoud van deze verkiezings courant getuigt en op welke van een diep politiek inzicht sprekende wijze de politieke tegenstanders daarin worden bestreden. We vinden dan onder meer een samenspraak tusschen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 275