284
8 APRIL 1924.
„factor meer licht zijn te verspreiden. Het is noodig in de
„maanden, die aan het vaststellen voorafgaan, maatregelen
„te nemen, die dien factor binnen de behoorlijke perken
„zullen brengen, tengevolge waarvan de factor lager kan
„worden gesteld dan hij nu dreigt te zullen zijn."
Klopt dit niet bijzonder wel met hetgeen door mij zoo
juist werd gezegd?
Zien we in de memorie van antwoord de mededeeling,
dat in April a. s. nog een slotuitkeering in zake de belasting
1923-24 komt, groot p.m. f 77.000.—ten bate van den dienst
1923, de beantwoording der andere vragen is al zeer vaag.
Is dit alles wat het College den Raad kan meedeelen?
Vervolgens, Mijnheer de Voorzitter, de door mij geponeerde
stelling besprekende, die in haar algemeenheid wel geen
tegenspraak zal ontmoeten, n. 1. dat een goede belasting-
politiek medebrengt, dat ieder dienstjaar zich zelf zooveel
mogelijk moet bedruipen, kom ik tot de vraag, is het in het
centraal rapport en door Burgemeester en Wethouders aan
gehaalde antwoord wel juist?
Laat ik eerst eenige cijfers geven vanaf 1914.
We begonnen onze diensten, en natuurlijk beschouw ik
slechts den gewonen dienst, in
Voordeelig saldo. Nadeelig saldo.
1917. - 34.162.041/a
1918. - 102.274.021/a
1919. - 94.347.38
1920. - 220.510.25 Va
1921. - 16.398.02
1922. - 358.963.17'/a in min-
1914.
1915.
1916. f 235.721.29
f 1.257.331.-
4.521.22
- 115.864.50 V2
dering f80.000.- is - 278.963.17 V2
1923. - 211.143.66
en beginnen 1924 met - 190.063.17.