290 8 APRIL 1924. worden verkregen, die alle partijen tot voldoening moge stemmen en vooral in het algemeen belang zal zijn. Bovenal omdat daardoor hopelijk de gelegenheid komt eens voor goed een einde te maken aan den nog steeds in deze gemeente heerschenden woningnood. En zouden er niet velen met mij zijn, die belangstellend informeeren naar de kwestie Gast- huisvelden Ik ben nagenoeg het aantal jaren vergeten, dat ik over deze zaak hier heb geïnterpelleerd. Men zal mij niet van overmatig ongeduld kunnen beschuldigen, wanneer ik nu eens informeer, of er soms al een boodschap af te geven is. Ook zou ik gaarne eenige mededeelingen hebben omtrent den stand van zaken in den Belcrumpolder, daarbij de vraag stellende, of het juist is, dat eene industrie herhaalde malen gepoogd heeft de beschikking te verkrijgen over een fabrieks terrein aldaar, echter zonder succes. De betrokken industrie noch langer kunnende, noch willende wachten, zocht en vond te Dordrecht, werd aldaar door het gemeentebestuur als het ware triomphantelijk binnengehaald, verkreeg daar alle faci liteiten, met als gevolg, dat daar werd aangekocht 3000 M2 fabrieksterrein, waar thans eene fabriek in aanbouw is alwaar een 200 arbeiders werk zullen vinden. Zou hier van on voldoende medewerking van het gemeentebestuur sprake zijn, dan zou het natuurlijk ten zeerste te betreuren zijn, dat daardoor een en ander voor Breda verloren is gegaan. Over den Belcrumpolder sprekende, ben ik toch vlak bij het Station en zoude ik willen vragenKunnen Burgemeester en Wethouders nu eenige mededeelingen doen omtrent het stationsvraagstuk en bovenal zou in afwachting van de op lossing daarvan niet reeds thans iets moeten worden gedaan in verband met het verkeer over de overwegen in het bijzonder bij de spoorbrug, waar het veelmalen en langdurig gesloten zijn der overwegen, dit verkeer ten zeerste belemmert. Mijnheer de Voorzitter, aanvankelijk meerdere zaken wil lende bespreken bij deze algemeene beschouwingen, meen ik, dat het beter is, hetgeen mij nog rest, te behandelen, zooals ik reeds in den aanvang van mijn betoog zei, bij de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 290