292
8 APRIL 1924.
bestaan van een aangename verstandhouding. Daarom heb
ik Uw optreden bij de wethoudersverkiezing zoo innig
betreurd.
Nochtans zal noch het een, noch het ander mij kunnen
afbrengen van mijn streven om de belangen onzer gemeente
naar mijn beste weten, met ijver en toewijding te behartigen
en hen, die meenen mij daarbij door persoonlijkheden te
moeten bestrijden roep ik toe: ga gerust Uw gang, indien
gij daarin pleizier hebt; ten tweede male zal het Bredasche
kiezerscorps wel weer uitspraak doen. Bij Philippi, in 1927
bij de stembus, zien we elkaar weer. Mijnheer de Voorzitter,
ik heb gezegd.
Den heer CERUTTI spijt het zeer zijne politieke beschou
wingen eenigszins te moeten uitbreiden; de heer Haaiman
noopt hem daartoe. Spr. wijst er op, dat de heer Haaiman
heden een lustrum zou kunnen vieren; het is n. 1. de vijfde
maal, dat deze de algemeene beschouwingen, welke steeds
bij de behandeling van de gemeente-begrooting worden ge
houden, als gelegenheid aangrijpt om de politieke propa
ganda, die hij gewoonlijk maakt in „Concordia", „Thalia"
en in café's en slijterijen in deze raadszaal voort te zetten.
Peris Haaiman is volgens Spr. het best te vergelijken
met David W ij n k o o p, ofschoon deze geestiger en op
rechter is dan eerstgenoemde, want Wijnkoop spaart in
zijn critiek niemand, hetgeen niet gezegd kan worden van
Haaiman, die alléén raadsleden hekelt en bespot, vooral
de fractie „Sohaepman", omdat hij denkt daardoor in 't gevlei
te komen bij de sterkste fractie en alzoo winst te behalen
voor een wethouderszetel en dat was hem bijna gelukt.
Daags na de wethoudersverkiezing ontmoette Spr. een bekend
Anti-Revolutionnair, die over den afloop van die verkiezing
sprekende, zei:
„Men kan toch in alles den vinger Gods zien. Want
„blijkbaar was het de Heer, die de hand des heeren Spey art
„van Woerden leidde om het briefje uit de stembus te