294 8 APRIL 1924. en de heer Haaiman heeft als zoodanig zijn functie be hoorlijk vervuld.' Hij heeft dan ook met de andere leden van zijn fractie gestemd op den heer Haaiman wel een bewijs, dat Spr.'s fractie persoonlijk niets tegen den heer Haaiman heeft zoodat deze 11 stemmen kreeg. Wanneer Spr. echter gehoor had gegeven aan het verzoek van dien Sociaal-Democraat, dan had de heer Haaiman 4 stemmen minder gekregen en was dus niet gekozen geworden. In die vergadering van October j. 1. dan werd in den Raad een strooibiljet rondgedeeld uitgaande van de R. K. fractie waarbij werd voorgesteld, Spr. uit de gascommissie te wippen en den heer Zijlmans in zijn plaats te benoemen, hetgeen dan ook geschiedde. Hoewel Spr. het feit zelf niet betreurt, heeft hem de unfaire wijze, waarop zulks heeft plaats gehad, toch gehinderd, want de aanleiding daartoe was niet het belang der gemeente, hetwelk die leden nog kort te voren onder aanroeping van Gods naam hadden bezworen te be hartigen. Ook werd hier niet iemand uitgedreven om den persoon, doch het geschiedde enkel en alleen om den voor zitter dier commissie, den heer Feb er te pesten! En aan die unfaire daad hebben medegewerkt mannen als Mr. P e 1 s ter, Jhr. Van Sassevan Ysselten Baron Speyart van Woerden, die het „noblesse oblige" in hun wapen voeren Wanneer de heer Zijl mans, die in die vergadering niet aanwezig was, geweten had, welke onedele rol men hem liet spelen, dan zou hij Spr. is daar zeker van zich daartoe niet geleend hebben. Vervolgens overgaande tot de motie-Van Luijtelaar c. s. in zake het loco-burgemeesterschap door den heer Van Luijtelaar zelf als een „onverkwikkelijke" aangediend en die, om al het gemodder wel een beruchte motie kan genoemd worden wijst Spr. er op, dat de practische er varingen, opgedaan in kleine dorpen, waar het weieens voorkwam, dat een analphabeet het loco-burgemeesterschap ten deel moest vallen, aanleiding zijn geweest om in 1920 de Gemeentewet op dit punt te wijzigen. De heer Feber,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 294