298 8 APRIL 1924. De heer CERUTTI herinnert er aan, dat hij reeds in de te: vergadering, waarin de verkiezing plaats had, uiting heeft w, gegeven aan zijn verbolgenheid over het verspreiden van en het bewuste strooibiljet. Later is hem verteld, dat M o 11 en be Haaiman hadden gezegd, er lekker in geslaagd te zijn, Qr Zijlmans in plaats van Cerutti in de gascommissie te ze hebben doen zitting nemen om Feber te pesten. Spr. wil aj gaarne de verklaring van den heer Speyart van W o e r d e n aanvaarden, dat deze met dien toeleg niet bekend was, doch gÊ dat neemt niet weg, dat de zaak zich heeft toegedragen, m zooals Spr. daareven heeft geschetst. m de De heer MOLL vraagt het woord voor een persoonlijk feit. bs De VOORZITTER geeft den heer Moll in overweging, daarop straks bij zijn te houden rede terug te komen. in ki De heer MOLL staat er op, dat de heer CERUTTI de o1 namen zal noemen van hen, die hem dat verteld hebben. v< m De heer CERUTTIDie zal ik niet mededeelen. et d< De heer MOLLDan beschouw ik Uw mededeeling als lasterpraatb; VI De heer FEBER houdt de volgende rede: bi Mijnheer de Voorzitter, Het is geenszins mijne gewoonte om politieke beschouwingen g, te houden en wanneer ik ditmaal zij het dan ook met b grooten weerzin van die gewoonte afwijk, dan vindt dit uitsluitend en alleen daarin zijn oorzaak, dat ik door de omstandigheden wel word gedwongen tot spreken. d Mijnheer de Voorzitter, in de algemeene beschouwingen b in het Centraal rapport over de begrooting voor 1924 komt, het was te verwachten, andermaal het loco-burgemeesterschap v

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 298