8 APRIL 1924. 313 indien men aan den veiligen kant wilde zijn, op 1.2 gesteld moeten worden. Neemt men echter aan, zooals ook Spr„ dat het belastbaar inkomen niet zooveel zal verschillen met dat van het afgeloopen jaar, dan is men met den factor 1 voldoende aan den veiligen kant. Nu is er hedenmiddag wel gesproken over een batig saldo over 1923. Spr. betwijfelt echter sterk, dat dit het geval zal zijn, want zooals de leden uit de nota van Burgemeester en Wethouders hebben kun nen zien, moet van het dienstjaar 1923 1/B of f 130.000 overgebracht worden op dit jaar. De heer Haaiman heeft gesproken van een papiertje, waarop stond aangeteekend, dat de belasting over 1923 f 100.000meer zou opbrengen dan de raming. De heer Haaiman heeft daarbij echter niet in aanmerking genomen de kwade posten ten bedrage van meer dan f 100.000.—. Wanneer de belasting dus zooveel meer opbrengt dan de heer Haaiman verwacht, dan heeft men toch nog geen gunstig resultaat. De uitkeeringen van het Rijk, welke nog moeten komen, moeten voorts dienen voor de f 130.000. waarop Spr. zoo juist heeft gewezen. Dat er f 100.000.van het dienstjaar 1922 op 1923 is over gebracht, kan niet zonder invloed zijn op de begrooting van dit jaar. Was zulks niet geschied, dan zou het batig saldo van 1922, dat aan 1924 ten goede komt, f 100.000.grooter zijn geweest. Spr. uit hier geen beschuldiging, omdat toen tertijd niet te voorzien was, dat x/3 aan het volgende dienst jaar moest worden afgestaan. Spr. rekent derhalve niet op een aanzienlijk batig saldo van 1923 en ook al zou dit wel het geval blijken te zijn, dan nog zou dit batig saldo op den dienst 1925 overgebracht dienen te worden, daar men anders niets meer over zou hebben om het dienstjaar 1925 mede te beginnen. Dan zouden de belastingen in 1925 een heel grooten sprong naar boven moeten nemen en Spr. acht het beter om den sprong in een paar gedeelten te doen. Uit het door Spr. naar voren gebrachte moge derhalve blijken, dat bezuiniging op de uitgaven dringend noodig is, want al de genoemde cijfers gaan uit van de begrooting

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 313