318 8 APRIL 1924. tongen beweren, dat hij er niet kwam, omdat de heeren Zijlmans en Haaiman daar aanwezig zouden zijn. Hi Ben ik goed ingelicht, Mijnheer de Voorzitter, dan is te door Mevr. Neve besproken, dat de heer Feber zou zijn lac voor verlaging van salarissen der ambtenaren, werklieden vc enz. Daarop is door den heer Cerutti medegedeeld, dat ofl hij door den heer Feber was gemachtigd te verklaren, dat te deze den tijd niet gekomen achtte om tot salarisverlaging ge over te gaan en dus aan geen enkele salarisverlaging zou en mede werken. de va De heer FEBER vraagt, wanneer dit gebeurd zou zijn. lo< De heer COHEN zegt, dat dit heeft plaats gehad op den dil laatsten Zaterdag in Augustus vóór de wethoudersverkiezing. 1 sc! De heer MOLL vervolgtge Wat zijn nu de vruchten, Mijnheer de Voorzitter, van deze beloften? Hier ligt een voorstel, mede van den heer is Feber om een salarisverlaging toe te passen, waarmede wij nc worden de Chineezen in Europa. Over deze salarisverlaging zo kom ik, Mijnheer de Voorzitter, bij de behandeling van het hc desbetreffende punt nader terug. mi Hiermede, Mijnheer de Voorzitter, geloof ik de drie door den heer Feber gestelde vragen te hebben beantwoord. ni< Het antwoord op de eerste vraag heeft de heer Feber in reeds zelf gegeven, door te zeggen, dat dit had moeten aa geschieden door den voorzitter der fractie, den heer L ij d s- de man, en ook ik betreur, dat zulks niet terstond is geschied, da hoewel het feit hiermede niet valt weg te redeneeren. De heer Feber is zoo vriendelijk geweest een tipje op te lichten over de verhoudingen, welke hierdoor zijn geschapen in het College. Mijnheer de Voorzitter. Ik zou dat tipje iets hooger willen oplichten en maar eens onomwonden willen zeggen, dat de verhoudingen in het College slecht zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 318