8 APRIL 1924.
321
Zijl mans zijn ontslag als raadslid nam. Om deze reden is
de heer Zijlmans thans weer in die commissie opgenomen.
Spr. en zijn fractie-genooten staan boven de ruzietjes tusschen
de leden van den Raad onderlinghet gemeentebelang staat
voor hen hooger. Over de loonen en salarissen zal Spr.
straks het woord voeren.
De VOORZITTER geeft den heer Moll in overweging,
dit thans te doen, daar de meeste leden er reeds over ge
sproken hebben.
De heer MOLL voldoet aan het verzoek van den Voor
zitter. In de toelichting bij het antwoord op het centraal
rapport gegeven op het voorstel tot aftrek naar gezinsgrootte,
wordt gezegd, dat het College, voorzoover het bezuiniging
op de salarissen en loonen gewenscht acht, de voorkeur aan
dit stelsel geeft. Het zal den Raad duidelijk zijn, dat deze
restrictie op Spr. doelt. Spr. wil hier echter nog eens uitdrukkelijk
verklaren, dat hij absoluut afwijzend staat tegenover verlaging
van de salarissen en loonen. Spr. verwijst naar de rede van
Dr. Kortenhorst op 26 Mei 1923 gehouden te Tilburg
voor de R. K. Werkgeversvereniging. Uit een daarbij ge
geven overzicht van de loonen en emolumenten voor gemeente
werklieden blijkt, dat in verschillende plaatsen in Brabant,
Limburg en Gelderland de loonen en ook de emolumenten
beter zijn dan te Breda.
In de nota van 28 December 1922 zeggen Burgemeester
en Wethouders ter begeleiding van het voorstel tot invoering
van de 48-urige werkweek„zoude een algemeene verlaging
der thans genoten inkomsten niet zonder bezwaren zijn in
dezen wisselenden tijd, waarin omtrent inkomsten en uitgaven
zoo weinig bestendigheid heerscht, enz.". Wanneer men dan
voorts in het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de
Statistiek van 31 Maart j. 1., bladzijde 12, leest, dat het
indexcijfer voor de kosten van levensonderhoud voor Januari
1924 171 bedroeg en voor Februari 174, dan vraagt Spr.