322 8 APRIL 1924. zich toch af, of in die „wisselende tijdsomstandigheden" thans wel verandering is gekomen, waar aan de hand van de officieele gegevens nog een stijgende lijn valt waar te nemen. Bij aanneming van het voorstel tot aftrek naar ge zinsgrootte zal een ongehuwde adjunct-commies ter secretarie ten slotte minder verdienen dan een arbeider, die in de vijfde loonklasse geplaatst is. De arbeiders van de laagste toongroep ontvangen f 26.88 per week. Spr. gelooft toch niet, dat hierop nog gekort kan worden. Hij begrijpt dan ook niet, hoe iemand met liberale opvattingen met een dergelijk voor stel kan medegaan, omdat de liberale gedachte nog altijd is loon naar prestatie. Deze gedachte wordt bij dit voorstel overboord gegooid. Verder wijst Spr. er op, dat verschillende ambtenaren hier zijn gekomen op de bestaande salarisregeling. Hadden zij een dergelijk voorstel kunnen vermoed hebben, dan zouden zij zeker niet gekomen zijn, want deze regeling is eenig in Nederland. Zelfs in de huidige regeling zijn som mige groepen nog te laag. Dit blijkt wel uit den brief van den Directeur der Lichtbedrijven en Waterleiding d.d. 31 December j. 1„ waarin wordt voorgesteld verschillende functies in een hoogere groep over te brengen. In beginsel hebben Burgemeester en Wethouders zich hiervoor verklaard, terwijl de nota van het College in zake het voorstel tot aftrek dateert van 17 Januari j. 1. Zou dit denkbeeld'worden door gevoerd, dan zal de Directeur natuurlijk een verhooging van verschillende loonklassen voorstellen. Dit voorstel van het College zal dus z. i. geen bezuiniging zijn. Ten slotte wijst Spr. er op, dat er geen overleg met de organisaties is gepleegd. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat zij eerst een beginseluitspraak van den Raad wenschen. Daarna kan dan overleg gepleegd worden. Spr. vindt, dat hier het paard achter den wagen wordt gespannen. Heeft de Raad zich eenmaal in beginsel uitgesproken, dan heeft het overleg geen zin meer. De organisaties staan alsdan voor een vol dongen feit. Daarom zal Spr. in overweging geven om dit voorstel te renvoyeeren naar de commissie van overleg en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 322