8 APRIL 1924. 323 alle ambtenarenbonden. Verder behoudt hij zich het recht voor om bij de behandeling van het voorstel nader daarop in te gaan. De VOORZITTER roept in herinnering terug de twee moties van den heer Z ij 1 m a n's, welke luiden als volgt 1°. „De Raad der gemeente Breda gevoelt de wenschelijkheid om bij de voorbereiding van eenigen wettelijken maatregel, die aan de gemeente bijzondere lasten zal opleggen, voor de vervaardiging van dergelijken maatregel te worden inge licht omtrent den omvang dier lasten en is doordrongen van de noodzakelijkheid om hierover van gedachten te wisselen met het oog op den zorgelijken toestand der gemeente-financiën. Hij noodigt Burgemeester en Wethouders uit om in voor komende gevallen hem (den Raad) tijdig omtrent de geldelijke gevolgen in te lichten. 2°. „De Raad der gemeente Breda, overwegende, dat het wenschelijk en noodzakelijk is om na te gaan in hoeverre de in de laatste jaren toegekende verhoogingen van salarissen en loonen moeten worden gehandhaafd en in hoeverre de premie voor pensioenen moet worden verhaald, noodigt Burgemeester en Wethouders uit, ten spoedigste desbetreffende gegevens over te leggen en hunne zienswijze kenbaar te maken." Behalve over deze twee moties zal de Raad zijn oordeel hebben uit te spreken over het denkbeeld van de meerder heid van het College om tot bezuiniging te geraken door het bekende voorstel tot salarisaftrek, over een min of meer gerijpt voorstel tot pensioenaftrek en over de quaestie van het loco-burgemeesterschap. Spr. wil thans eerst nog eenige punten bespreken. Over bezuiniging valt na het gesprokene en de schriftelijke bescheiden niet veel meer te zeggen. De vermenigvuldigingsfactor zal vermoedelijk op zijn laatst in Mei behooren te worden vastgesteld. Het College zal trachten vóór dien een zoo nauwkeurig mogelijke calculatie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 323