8 APRIL 1924. 325 algemeene verlaging van salarissen inconsequent zoude zijn, enkele categorieën tegelijkertijd te verhoogen. Spr. acht dit niet juist. Een dergelijke verhooging zou alleen ten doel hebben om een behoorlijke verhouding te krijgen, terwijl de betrokkenen bij die verhooging ook in de verlaging zouden deelen. Dat op het gebied van bezuiniging reeds zooveel gedaan is door de afschaffing van den vacantietoeslag, de weder invoering van de 48-urige werkweek kan Spr. niet beamen. Deze wijzigingen zijn niet van zooveel financieel belang ge weest. De 56-urige diensttijd van de politie-beambten is gezien het verschil van arbeid met de werklieden wel toelaatbaar. Bij de tot nu toe gehouden beschouwingen blijkt weinig aandacht te zijn besteed aan den werkloozensteun. Alleen heeft de heer Moll reeds aangekondigd, een heel arsenaal te zullen uitpakken om aan te toonen, hoe misdadig het zou zijn, in dien steun eenige verandering aan te brengen. Spr. wijst in dit verband o. m. op een stuk in het Maand blad van de Vereeniging van Nederl. Gemeenten van de hand van Mr. J. A. N. Pa tij n handelende over werkloozen steun. Dit onderwerp is in het College grondig bestudeerd. Het gaat hierbij om de vraag, of het algemeen belang zal worden geschaad door wijziging van de steunregeling. De heer Moll heeft de meerderheid van het College verweten zeer reactio nair te zijn, doordat het o. a. de werkloozen naar het Arm bestuur wilde verwijzen. Hij sprak daarbij zelfs van „Chineezen in Europa". Spr. vindt dit een zonderlinge uitdrukking. Er zijn weinig volken van zoo oude cultuur op de aarde aan te wijzen. De werkverschaffing nader beschouwende, merkt Spr. op, dat er thans ruim 100 werkloozen te Chaam arbeiden. Spr. is onlangs ter plaatse geweest. Er is werkelijk een groot stuk grond ontgonnen en Spr. heeft verzocht later het heele terrein te willen noemen „het Bredasche bosch"de juistheid van welk verzoek de Houtvester beaamde. Voor dezen arbeid valt te zeggen, dat hier althans voor den Staat nuttig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 325