8 APRIL 1924. 327 Rijk ingezien. Reeds verleden jaar merkte de tegenwoordige regeering op, dat men in deze van richting zou moeten veranderen. In ieder geval dient de Raad goed te overwegen, of tientallen duizenden guldens weer aan de werkloozen gegeven zullen worden, terwijl andere groepen in de maat schappij, die evenzeer aanspraak op steun zouden kunnen maken, niets ontvangen. In antwoord op hetgeen de heer Appelboom over het politiewezen heeft gezegd, merkt Spr. op, dat deze tak van dienst uiteraard Spr.'s groote belangstelling heeft. Dit houdt tevens in, dat ook hij gaarne de politie-uitgaven zoo zuinig mogelijk gesteld ziet. Naar aanleiding van het in het centraal rapport gegeven overzicht van de kosten der politie in ver schillende gemeenten, heeft Spr. zich beijverd om ook zijner zijds uitgebreide gegevens te verzamelen en deze aan den Raad over te leggen. Wanneer men dien staat beziet, dan kan niet worden ontkend, dat in sommige gemeenten de kosten lager zijn. Echter zijn er niet minder plaatsen bij, waar deze hooger zijn dan te Breda. Neemt men verder in aanmerking, dat feitelijk de kosten voor deze gemeente door een aanzienlijk grooter aantal inwoners dan 30.000 behoorden gedeeld te worden, omdat Breda een dichtbevolkte peripheric bezit, dan komt men met dezen staat nog niet zoo verkeerd uit. Een 'vergelijking zonder meer met andere plaatsen acht Spr. dan ook niet juist. Breda is te beschouwen als het centrum van een complex en het spreekt van zelf, dat de recherche en de verkeerspolitie in een dergelijke plaats veel meer werk hebben dan in een vrij liggende gemeente van 30.000 inwoners. Dat Spr. overigens belangstelling heeft voor bezuinigingen moge gebleken zijn uit het feit, dat on danks groote moeilijkheden in korten tijd een vermindering der uitgaven met f 20.000.tot stand is gebracht door het verlengen van dén arbeidstijd, ondanks het verzet daartegen van sommige leden van den Raad, door de afschaffing van den vacantietoeslag, door het niet bezetten van opengevallen plaatsen enz.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 327