328 8 APRIL 1924. Dat desondanks zelfs de heer Cohen heeft gewezen op een gelukkigeren geest in het politiecorps Spr. meent hierop wel even de aandacht te mogen vestigen mag Spr. als een compliment voor zijn leiding beschouwen. De voor stellen van den heer Appelboom zouden echter weer een minder goeden geest tengevolge kunnen hebben. Intusschen is het Spr. er niet om te doen, bezuinigingen tegen te houden waar deze mogelijk zijn. Na de aanstelling van den nieuwen commissaris zullen de eerste overwegingen van Spr. zijn, op welke wijze in overleg met den nieuwen functionnaris tot verdere bezuiniging is te geraken. Bij bezuinigingen staat men echter steeds voor dezelfde moeilijkheden; aan den eenen kant wordt op versobering der uitgaven aangedrongen, terwijl aan den anderen kant tegelijkertijd gezegd wordt: dit moet gebeuren, die inrichting moet er komen, enz. Spr. wijst b. v. op de badhuisquaestie en op de rondvraag, waarbij zoo dikwijls desiderata naar voren worden gebracht. Ook zijn er uitgaven, welke juist gevoteerd worden om bezuinigend te kunnen werken, zooals bijv. de kosten voor den ombouw der gasfabriek. Spr. bepaalt thans zijn aandacht tot enkele takken van dienst, waarover hij „wethoudert". Den warenkeuringsdienst en den vleeschkeuringsdienst kan Spr. voorbijgaan, daar hierover geen opmerkingen, althars geen opmerkingen van belang zijn gemaakt. Maar in het bijzonder wenscht Spr. stil te staan bij het onderwijs. De heer Van Luijtelaar heeft dit onderwerp behandeld. Spr. vergelijkt den heer Van Luijtelaar met een delinquent, die gaarne tot de plaats des onheils terugkeert en verwijst hem naar het voorstel, dat het College onlangs in zake de quaestie van vergoeding aan de bijzondere scholen bij den Raad heeft ingediend en waarbij de heer VanLuijtelaar sterk medehielp om wettelijk niet geëischte, van hoogere uitspraak onnoodig buitengesloten royaliteit van tienduizenden guldens te plegen. Thans optre dende als bezuiniger in onderwijszaken, verwijt de heer Van Luijtelaar Burgemeester en Wethouders, dat zij door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 328