32
18 JANUARI 1924.
De heer COHEN heeft aan de woorden van den heer
Schrauwen niet veel toe te voegen, Spr. is van meening,
dat, als men een goeden functionaris heeft, die de gemeente
zeer bevoordeelt, men zulks dient te waardeeren en moet
trachten hem voor de gemeente te behouden door hem goed
te betalen. Spr. wil niets afdingen op de verdiensten van
den heer Sc hol te, doch het is een feit, dat deze boekhouder
kassier de gemeente meer voordeel bezorgt dan de vorige.
Van den heer Zijl mans weet men, dat hij altijd tegen
elke salarisverhooging is. Het is dus niets buitengewoons,
dat hij zich ook tegen dit voorstel kant. Wanneer werd
voorgesteld om den boekhouder-kassier f 50 per jaar meer
te geven, dan zou de heer Z ij 1 m a n s daarop nog tegen
zijn. De houding van den heer Haaiman heeft Spr.
echter ten zeerste verwonderd. Spr. zal voor dit voorstel
stemmen.
De heer KORTEWEG is van oordeel, dat men door dit
voorstel aan te nemen een gevaarlijk precedent schept. Gaat
men eenmaal van de klassen-indeeling afwijken, dan weet
men niet waar het einde is, want men heeft hier in Breda
meerdere goede krachten. Spr. zal geen namen noemen, doch
spreekt de verwachting uit, dat voortaan in ieder vergadering
verzoeken zullen inkomen om plaatsing in een hoogere
salarisgroep. In de hoop, dat zulks inderdaad zal geschieden,
zal Spr. voor dit voorstel stemmen.
De heer SPEYART VAN WOERDEN kan zich niet
met dit voorstel vereenigen. Spr. vindt het ongewenscht,
wijziging te brengen in de klassen-verhouding. Door andere
sprekers is het ongewenschte daarvan reeds voldoende gesti
puleerd, doch Spr. wil er nog aan toevoegen, dat, behalve
het feit, dat met die overplaatsing onrecht wordt gedaan
aan de andere in de te verlaten groep ingedeelde functiona
rissen, zulks evenzeer geschiedt ten aanzien van degenen,
geplaatst in de groep, waarin de functionaris dan komt.