336
8 APRIL 1924.
nog niet gekomen achtte. Dit wil echter nog niet beteekenen,
dat men deze opvatting na zes of zeven maanden moet
blijven huldigen, indien men ziet, dat zonder salarisverlaging
de begrooting niet sluitende is te maken.
De heer CERUTTI wijst er voorts op, dat hij ook eenige
jaren geleden reeds op vermindering van het aantal politie
agenten heeft aangedrongen. In het complex der gemeenten
Ginneken, Teteringen en Princenhage zijn er ook veel minder.
Evenals destijds geeft Spr. ook thans in overweging, per
rijwiel te doen surveilleeren. Hierdoor zou reeds een aan
zienlijke besparing worden verkregen.
De heer APPELBOOM merkt op, dat de becijferingen
van den heer Pels ter vrijwel met de zijne overeenstemmen.
Alleen heeft de Wethouder bij de opbrengst van 1923-24
geen of althans geen voldoende rekening gehouden met de
vermindering van het belastbaar inkomen. Vooral voor Breda
zal de salarisverlaging van de Rijksambtenaren een belangrijke
factor daarbij zijn. Bij het belastingjaar 1923 komen ook de
dividenden over 1922 tot uiting en het is algemeen bekend,
dat de dividenden over dat jaar zeer slecht waren. Er is
dus alle aanleiding om met een vermindering van 10 a 15 "/o
van het belastbaar inkomen rekening te houden bij de raming
van de opbrengst over 1923-24. Spr. geeft voorts een over
zicht van het te veel of te weinig van de opbrengst der
belasting over de jaren 1920, 1921, 1922 en 1923. Het jaar
1920 begon met een batig slot over 1918 van f 220.000.
en eindigde met een batig slot van f 168.000. Over dat
jaar werd dus f 52.000.— te weinig geïnd. 1921 ving aan
met een batig saldo over 1919 van f 16.000.en sloot met
een batig saldo van f 301.000. Er werd dus f 285.000 te
veel ontvangen. Het jaar 1922 werd begonnen met een batig
saldo van f 358.000.— (f 168.000.— van 1920 en f 190.000.—
van 1921) en werd beëindigd met een batig saldo van
f 265.000.Te weinig werd dus geïnd f 93.000.Hierbij