344 8 APRIL 1924. is, dat tot een dergelijken maatregel zou moeten worden overgegaan. De heer APPELBOOM zegt. dat men moet trachten een verhooging der belastingen te voorkomen. Het heeft den heer SCHRAUWEN bevreemd, dat de heer Pels ter een buitenlandschen socioloog heeft geciteerd, terwijl men toch ook in Nederland zeer goede R. K. socio logen heeft, o. a. Prof. Aengenent. Spr. houdt zich aan het oordeel van dezen laatste, n. 1. dat het loon gebaseerd moet zijn op een gezin met 2 kinderen en dat bij een grooter aantal kinderen toeslag gegeven dient te worden. De heer HAALMAN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Kom ik thans tot mijn repliek, dan wil ik nog even con- stateeren, hoe slecht de heeren Schaepmannianen hun neder laag en mijn overwinning aan de stembus kunnen verkroppen. Gedrieën hebben zij een heftigen aanval op mij gedaan. Nu als zij daar pleizier in hebben, laten zij dan hun gang maar gaan; dat onschuldig genoegen zij hun van harte gegund. De heer H o r n i x heeft gezegd, dat mijn kiezers bedrogen zijn uitgekomen. Als hij daarmede bedoeld heeft, dat nu zijn partijgenoot Appelboom op een zetel zit, welken de kiezers hem niet hebben toegekend, dan heeft hij daarin schoon gelijk. De heer Appelboom heeft gezegd te zullen opstaan, als zijn zetel zou kunnen worden ingenomen door een Haal- manniaan. Ja, Mijnheer de Voorzitter, daar zit hem juist de kneep, de groote onbillijkheid van de Kieswet op dit punt. Nu is het heel gemakkelijk te zeggen„Het is je eigen schuldals er meer personen op je lijst hadden gestaan, dan zou het niet gebeurd zijn." Maar veronderstel nu, Mijnheer de Voorzitter, dat de kiezers hadden gevolg gegeven aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 344