8 APRIL 1924.
347
„stemt in Uw eigen belang op de Schaepmannianen, lijst 7."
De heer H o r n i x brengt de programkwestie ter sprake.
Mijnheer de Voorzitter, ik zal hem een briefje voorlezen,
waarna hij wel voldoende ingelicht zal zijn.
Wat de beschuldiging van den heer Cerutti betreft,
evenals de heer Moll wijs ik die met beslistheid af. Maar
ook hier vraag ik weer: is de heer Cerutti gerechtigd tot
deze beschuldiging, gerechtigd om zich gebelgd te toonen
over het verdeelen der zetels in de raadscommissiën Was
hij het niet, die met zijn partijgenooten den heer Zijlmans
een beentje wilde lichten in de gascommissie in December
1919, na de stemming over Carnaval?
Wat den heer Cohen betreft, als hij verklaart, dat de
S. D. A. P. zich bij de wethoudersverkiezing afzijdig heeft
gehouden, omdat Feber of Haaiman lood om oud ijzer
was, dan wil ik hem even vragen, of de heer M e ij v i s of
de heer Van Hattem en vele andere vooraanstaande
S. D. A. P.'ers ook deze meening waren toegedaan. Zeker
aan den heer Feber heeft de heer Cohen het te danken,
dat hij zijn voorstel betreffende den 1 Mei-dag hier in be
handeling kon krijgen. En wat zijn mededeeling betreft, dat
de verwerping van zijn voorstel, in zake de 48-urige werk
week bij de politie, aan mij te danken zou zijn, omdat hadde
ik voorgestemd, dit voorstel zou zijn aangenomen, wensch
ik te constateeren, dat zijn voorstel werd verworpen met 12
tegen 9 stemmen, zoodat hadde ik voorgestemd het toch
niet zou zijn aangenomen. Ik wil niet terugtreden in het
debat, dat over deze kwestie is gehouden, doch ik sta op
dit oogenblik nog op precies hetzelfde standpunt als toen
door mij werd ingenomen. De heer Cohen verwijt mij
verder politieke onbetrouwbaarheid. Waarom? Omdat ik mij
in de eerste plaats om organisatorische redenen en daarnaast
om principieele redenen buiten de S. D. A. P. heb geplaatst
en niet altijd wensch mee te buitelen met de kromme spron
gen, die de heer Cohen hier doet! Enfin, hij moet zijn
houding maar verdedigen tegenover de kiezers en kiezeressen,