348
8 APRIL 1924.
die hem hier hebben gebracht zooals ik dat deed
misschien krijgt hij dan ook eenzelfde votum als mij ten
deel viel.
Dat zou worden getracht, zich af te maken van de ver
klaring van den heer Cerutti, verwondert mij niets. De
heer Feber is zoo onschuldig als een pasgeboren kind,
's heeren H o r n i x's geheugen laat hem in de steek, de heer
Cerutti heeft het niet zoo gezegd en de heer Appelboom
heeft het zoo niet verstaan! Wat een misverstand allemaal,
hèMaar zoowel links als rechts van mij zitten twee leden,
die de besprekingen ook hebben bijgewoond. Ik noodig hen
uit, te zeggen, of mijn bewering al dan niet juist wasanders
wil ik wel even een resumé geven van het antwoord van
den heer Cerutti op een vraag van Mevrouw N e v e,
welk antwoord direct na de vergadering door mij is opge-
teekendmaar dat is niet noodig, want de heer Moll heeft
dat al ongeveer gedaan.
Nu de heer Feber hier de kwestie 1919 in het debat
heeft gebracht, wil ik daar ook wel even een opmerking
over maken, namelijk deze. Op den morgen van de wethou
dersverkiezing van 1919 werd in de leeszaal, welke toen
nog boven was een officieuse vergadering van alle raads
fracties gehouden, daartoe bijeengeroepen door den heer
Cerutti. De heer Lijdsman kwam toen namens de R, K.
afgevaardigden verklaren, dat deze niet aan de besprekingen
zouden deelnemen, maar hij wenschte mede te deelen, dat
zijn fractie aanspraak zou maken op twee wethouderszetels.
Hoe kon de heer Lijdsman, wiens fractie slechts 9 leden
telde, zoo brutaal zijn? Eenvoudig omdat hij die twee wet
houderszetels al in de zak hadte zamen met de heeren
Korteweg en Feber had men immers 11 stemmen! De
heer Korteweg zal wel niet ontkennen, dat het zoo is en
ik zou den heer Feber willen vragen indien gij dan zoo
infaam gemeen bent aangevallen door „Taxandria" en die
gehate Volkskrant, waarom hebt gij dan tegen die bladen
geen vervolging gevraagd wegens laster? Maar dat hebt gij