34 18 JANUARI 1924. in deze niet de juiste weg bewandeld is. Het betreft hier echter geen incidenteele wijziging. Men stelt voor, den boekhouder-kassier in een hoogere salarisgroep te plaatsen op dezelfde gronden, waarop indertijd ook de Directeur van de Arbeidsbeurs in een hoogere klasse is ingedeeld. Spr. meent, dat de heer Haaiman zich daartegen niet heeft verzet; dat voorstel is er toen zonder slag of stoot doorge gaan. Spr. begrijpt dan ook de inconsequente houding van den heer Haaiman niet. De heer Z ij 1 m a n s heeft beweerd, dat er hier te veel ambtenaren zijn en vergelijkingen gemaakt met het salaris van den boekhouder-kassier in andere plaatsen De heer ZIJLMANSIk heb volstrekt niet gezegd, dat er te veel ambtenaren zijn. De heer FEBERU heeft in elk geval de zaak op een zijweg geleid. Spr. kan den heer Z ij 1 m a n s bezwaarlijk antwoorden op diens vergelijkingen met andere plaatsen Spr. weet b.v. niet, of daar ook de gas-, electriciteits- en waterbedrijven gecombineerd zijn. Het gaat hier niet om den persoon, doch om de functie, welke gehonoreerd moet worden op een wijze, die met de werkzaamheden, daaraan verbonden, overeenkomt. De ontwikkeling der bedrijven is van dien aard, dat deze functie moet worden gerangschikt onder die, welke genoemd worden in de Xde salarisgroep. De motieven daarvoor zijn: 1°. de meerdere werkzaamheden en 2". de geldelijke verantwoordelijkheid daaraan verbon den. Wat het gevaarlijk precedent betreft men moet elk geval op zich zelf beschouwen. De VOORZITTER deelt mede, dat de nieuwe classificatie inderdaad is getoetst zoowel aan de functies van de klasse, welke verlaten wordt, als aan die van de nieuwe groep. De functie van boekhouder-kassier is zeer wel vergelijkbaar met die van hoofdcommies ter secretarie. Den heer Bog- m a n s antwoordt Spr., dat er geen reden is om in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 34