366
9 APRIL 1924.
deze zaak in den Raad te brengen, de commissie voor het
georganiseerd overleg daarover moeten raadplegen. Spr.
dringt er op aan, zulks alsnog te doende werklieden hebben
daar recht op. Ook wenscht Spr., dat met de organisaties
van ambtenaren en politiepersoneel overleg wordt gepleegd.
Komen Burgemeester en Wethouders na dat overleg met
een voorstel, dat daarvan het uitvloeisel is, dan behoeft men
er in den Raad niet zoo lang over te praten.
De heer HORNIX zal met zijn partijgenoot, den heer
Appelboom, voorstellen, om een pensioenaftrek toe te
passen van 3 1 s °'o. Spr. acht het tijdstip voor salarisverlaging
nog niet gekomen, te meer daar het indexcijfer weer stijgende
is. Spr. verklaart zich vooral een tegenstander van het door
Burgemeester en Wethouders voorgestelde systeem van sala
risverminderingdoor al die verschillen worden de recht
matige verhoudingen tusschen de functies onderling verbroken.
Ten opzichte van den pensioenaftrek verschilt Spr. van opinie
met zijn partijgenoot, den heer Cerutti. Aangezien Breda
indertijd het voorbeeld van het Rijk heeft gevolgd, dat in
een tijdperk van hoog conjunctuur besloot om het personeel
in het genot van premievrij pensioen te stellen, is Spr. van
oordeel, dat nu het Rijk genoodzaakt is geweest hierop terug
te komen, de gemeente andermaal het voorbeeld van het
Rijk dient te volgen. Uit een persoonlijk onderhoud met
eenige gemeente-ambtenaren is hem gebleken, dat, hoewel
zij het wederinvoeren van pensioenstorting natuurlijk niet
aangenaam vinden, zij de billijkheid daarvan inzien. Een bijdrage
van 3 '/a °/0 kan dan ook voor ieder ambtenaar individueel
geen ernstig bezwaar opleveren, terwijl de werklieden daar
door misschien in een iets ongunstiger positie komen dan
de arbeiders in het particuliere bedrijf.
De heer APPELBOOM zegt, dat het voor hem, zelf
ambtenaar zijnde, wel het moeilijkste is, een voorstel tot
salarisvermindering te doen. De heer Kluft heeft het een