368 9 APRIL 1924. De heer APPELBOOMKunt U namen noemen De heer COHENDat is niet noodig. De heer APPELBOOMIk heb hier de namen. De VOORZITTER geeft den heer Cohen in overweging, den heer Appelboom de namen onderhands mede te deelen. De heer COHEN is daartoe niet bereid. Spr. heeft hier vóór zich de officiëele gegevens, ontleend aan het landelijk contract en hij wenscht door den heer Appelboom niet meer geïnterrumpeerd te worden. Gisteren heeft Spr. den Voorzitter al herinnerd aan hetgeen deze indertijd heeft gezegd over de kwestie: gezinsloon of loon naar bekwaam heid; heden zal hij den heer Pels ter van repliek dienen. De heer P e 1 s t e r heeft zich gisteren op den Duitschen socioloog Pesch beroepen. Spr. heeft toen al gevraagd, waarom hij niet liever een beroep deed op Prof. Aengenent, die hier in Nederland welbekend staat. Spr. wil den heer Pels ter eenige uitlatingen op dit gebied doen hooren van eenige zijner geestverwanten en citeert uit een scherp artikel tegen den kinderbijslag, voorkomende in het Katholiek Sociaal Weekblad van 22 Mei 1920 van de hand van Mr. C. J. Koch. Prof. Van Aken, geestelijk adviseur der R. K. Werk- geversvereeniging, is eveneens van oordeel, dat de maatstaf voor het loon ook voor een ongehuwde is gelegen in de waarde van den arbeid. „De arbeid ontleent niet zijn waarde aan het huwelijk van den arbeider. Het loon moet gelijk zijn aan de waarde van den arbeid." Ook Wethouder Feber, die toch ook aan dit voorstel heeft medegewerkt, wenscht Spr. hoewel hij niet aanwezig is te wijzen op een uitlating van diens partijgenoot Dr. Vos, wethouder van Amsterdam en lid van den Vrijheids bond, in de „Sociale Voorzorg". Spr. zou nog lang zoo kunnen doorgaan, doch hij acht het nu voldoende. Over de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 368