9 APRIL 1924.
369
indexcijfers zal Spr. niet veel zeggener is al opgemerkt,
dat dit cijfer op het oogenblik weer stijgende is. Alleen wil
Spr. nog even mededeelen, dat in een beschouwing over
den economischen toestand in Nederland, voorkomende in
het jongste maandbericht van de Rotterdamsche Bankver-
eeniging, wordt gezegd, dat de loonen in ons land niet te
hoog zijn. Wanneer men dit alles in aanmerking neemt, ge
looft Spr. niet, dat er voor het oogenblik aanleiding bestaat
om over te gaan tot loonsverlaging of pensioenaftrek.
De heer SPEYART VAN WOERDEN wijst er op, dat
de beide voorstellen, welke hier vóór ons liggen één in
den vorm van een progressieve kinderaftrek en één in den
vorm van een pensioenkorting hetzelfde resultaat opleveren
elk zal een bedrag van f 35.000 op de begrooting be
sparen. Doet het nu echter niet vreemd aan, hier te hooren
beweren, dat die vermindering van inkomsten invloed zal
hebben op de koopkracht van het gemeentepersoneel en
alzoo niet kan zijn in het belang van den winkelstand. Spr.
gelooft niet, dat dit veel zal uitmaken. Want, men moet
niet over het hoofd zien, dat daardoor aan de andere zijde
de belastingbetalers een vermeerdering van koopkracht
ontstaat, welke den handeldrijvenden middenstand ten goede
zal komen. Wat van Regeeringszijde is geconstateerd, n. 1.
dat de maximum belastingheffing is bereikt geworden, geldt,
volgens denzelfden spreker voor de gemeente niet. Een dergelijk
standpunt acht Spr. niet houdbaar; of zijn het niet dezelfde
menschen, die de Rijks-en de Gemeente-belasting opbrengen?
Spr. heeft beide voorstellen overwogenhij voelt meer
voor het laatste. Het is billijker ten aanzien van de pensioen
gerechtigden. En wat beteekent ten slotte een korting van
3 Va °/o ten opzichte van de salarissen voor de ambtenaren
individueeleen korting, die men trouwens ook reeds in
andere gemeenten heeft zien aanvaarden o. a. in Arnhem,
waar de toestand der financiën eertijds zeer ernstig was,
doch waar men thans onder het voortreffelijk beleid van den