36 18 JANUARI 1924. te stellen hun huurschuld af te betalen. Spr. gelooft, dat dit nog niet is gebeurd. Zulks valt te meer te betreuren, daar dan tevens was gebleken, wie onwillig zijn. De VOORZITTER merkt op, dat dit eigenlijk zou neer komen op een voortdurende huurvermindering. De heer BOGMANS zet zijn bedoeling nogmaals uiteen. Men zou twee kwitanties kunnen laten presenteeren, één betref fende de oude en één betreffende de nieuwe huurschuld. Spr. had gehoopt, dat zoodoende voor betrokkenen de mogelijkheid was geschapen om hun huurschuld in termijnen af te betalen. De VOORZITTER is van oordeel, dat men die menschen zeer zeker redelijk moet behandelen, doch dat men geen voet moet geven aan de gedachte, dat de gemeente in dit geval anders optreedt dan een particulier zou doen. Ook mag men geen onbillijkheden scheppen tegenover hen, die deze noodwoningen gaarne zouden willen betrekken. Spr. acht een streng optreden dan ook geboden. Met de opmer kingen van den heer B o g m a n s zal zooveel mogelijk rekening worden gehouden, doch Spr. vreest, dat zij op bezwaren zullen stuiten van de zijde van den Gemeente- Ontvanger. De heer CERUTTI zegt, dat de oplossing, welke de heer B o g m a n s aangeeft, niet uitvoerbaar is. Het zou een ad ministratieve warboel worden en aanleiding kunnen geven tot het plegen van fraude door den looper. De menschen zijn nu eenmaal gewoon, de oudste kwitantie te betalen. De heer COHEN is ter oore gekomen, dat de bewoners van de noodwoningen aan de Sluisstraat geen kwitantie krijgen en die aan de Mestvaalt wèl. De VOORZITTER: Dat is een andere kwestie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 36