9 APRIL 1924.
371
er intensieve bezuinigingen moeten plaats hebben. Hij is het
met den heer Elich eens, dat de Raad, behalve met het
gemeentepersoneel, ook rekening moet houden met een andere
categorie van belastingbetalers, een categorie, die zwaar
gebukt gaat onder de malaise, n. 1. den handeldrijvenden
middenstand. De tijdsomstandigheden nopen nu eenmaal tot
bezuiniging en de ambtenaren zullen zich daarbij hebben aan
te passen. Naast pensioenaftrek is een salarisherziening drin
gend noodigdaaraan is niet te ontkomen, wijl de huidige
salarisregeling door de herhaaldelijk plaats gehad hebbende
incidenteele wijzigingen uit haar verband is gerukt. Spr. geeft
gaarne zijn stem aan bezuinigingen, want zij zijn in deze
tijden noodzakelijk.
De heer HAALMAN brengt in herinnering, dat reeds
gisteren door hem is gezegd, dat de meerderheid van het
College over het hoofd heeft gezien, dat het zoo goed als
zeker is, dat de pensioenbijdrage van de gemeente aan het
Rijk met 3l/2 0 o verminderd zal worden. Hoort men de
heeren Hornix en Appelboom, dan zou men onwillekeurig
geneigd zijn te denken, dat zij aldus redeneerden: „Wij als
rijksambtenaren moeten thans weer 8l/2°'o van ons salaris
als pensioenbijdrage storten, dus nu kunnen jelui gemeente
ambtenaren ook wel 3 Va0/o missen."
De Voorzitter, hoewel erkennende, dat de salarissen hier
niet van dien aard zijn, dat Breda op dit punt een schitterend
figuur maakt, heeft opgemerkt, dat er zich bij vacatures toch
nog altijd volop geschikte sollicitanten aanmelden. In dit
verband wil Spr. er even op wijzen, dat, wanneer, zooals
reeds meermalen is voorgekomen, Burgemeester en Wet
houders binnen korten tijd na de aanstelling van functiona
rissen met voorstellen tot plaatsing in een hoogere salaris
groep kwamen en die voorstellen werden in den Raad
bestreden op grond van het feit, dat er zich toch volop
geschikte sollicitanten voor de functie in kwestie op het
bestaande salaris hadden aangemeld, zulks dan door Burge-