376
9 APRIL 1924.
Het argument, dat door het overbrengen van sommige
functies naar een hoogere salarisgroep stilzwijgend zou
worden erkend, dat de salarissen hier eigenlijk te laag zijn,
komt Spr. voor, niet steekhoudend te zijn. Het is een feit,
dat een dergelijke incidenteele wijziging van de salarisrege
ling hier zoo nu en dan is voorgekomen, doch dit zegt op
zich zelf niets. Immers, bijzondere omstandigheden kunnen
ertoe nopen om een functie naar een andere salarisgroep
over te brengen.
Ten slotte merkt Spr. op, dat men de salariskwestie ook
kan beschouwen buiten verband met den belastingdruk.
De heer BOGMANS verklaart, dat uit hetgeen hij zoo
even gezegd heeft, niet afgeleid moet worden, dat hij den
Raad zou willen verbieden een beginsel-uitspraak te doen
zonder eerst de commissie voor het georganiseerd overleg
te hebben gehoord. Daar gaat het hier niet ommaar, zoo
vraagt Spr.waarom roept men een zoodanige commissie
in het leven, wanneer men haar in gevallen als het onder
havige toch niet raadpleegt?
Spr. heeft den heer Appelboom hooren zeggen, dat een
pensioenkorting van 3 l/a voor geen enkel ambtenaar een
onoverkomelijk bezwaar kan opleveren. Wanneer dit inderdaad
zoo is, dan bewijst zulks, dat het niet anders dan in het
belang van de gemeente kan zijn om met de organisaties in
overleg te treden; misschien blijkt dan, dat zij niet tegen een
kleine salarisvermindering zijn.
Voor het geval thans beslist mocht worden om tot salaris
vermindering over te gaan, wil Spr. even in herinnering
brengen, dat toen indertijd de loonen van de tramconducteurs
zijn geregeld, de fooi wel degelijk in het loon begrepen is
geworden. Het bedrag, dat wekelijks aan fooien wordt ont
vangen, is echter inmiddels van f 7 op f 5 gedaald.
Die menschen hebben dus eigenlijk al een loonsverlaging
ondergaan en het zou derhalve aiet meer dan billijk zijn,
voor de tramconducteurs een uitzondering te maken en een