9 APRIL 1924. 391 eerst is voorgesteld een 5den hulpkeurmeester aan te stellen, doch nadat daarop in het Centraal Rapport aanmerking is gemaakt, door Burgemeester en Wethouders is geantwoord, dat dit waarschijnlijk niet meer noodig is. Naar aanleiding hiervan vraagt Spr. of het nu wel noodig is dezen post te handhaven. De VOORZITTER antwoordt, dat de aanstelling van een 5den hulpkeurmeester verband houdt met eventueele uitbreiding van den kring. In het stadium, waarin deze aan gelegenheid zich thans bevindt, is het niet noodig het aantal hulpkeurmeesters uit te breiden. Tegen schrapping bestaat dus weinig bezwaar. De heer SPEYART VAN WOERDEN wil den post toch liever schrappen; de Raad houdt dan het heft in handen. Mevrouw NEVE-REINTJES vraagt, waarom of de post „schoonmaak" f 500..hooger is geraamd dan verleden jaar. De VOORZITTER zegt op het oogenblik daaromtrent de bijzondere redenen niet te kunnen mededeelen. Wellicht is het veelvuldiger gebruik van de slachtplaats oorzaak van die verhooging. De heer NEVE leest in de toelichting op dezen post, dat het uitgetrokken bedrag in weerwil van de vele toege nomen werkzaamheden voldoende wordt geacht. De VOORZITTER kan op het oogenblik geen nadere specificatie van dezen kleinen post geven. Den heer SPEYART VAN WOERDEN komt het voor, dat de op deze begrooting uitgetrokken posten over het algemeen aan den hoogen kant zijn. Ten aanzien van ver scheidene posten wordt zelfs voorgesteld het dubbele uit te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 391