400
9 APRIL 1924.
Voor: de heeren Van Sasse van Ysselt, Van Luij-
telaar, Zijlmans, Speyart van Woerden, Hornix,
Bogmans, Pelster, Elich, Appelboom en Van
Groenendael.
Tegenmevrouw N e v e-R e i n t j e s en de heeren C e r u 11 i,
Neve, Kluft, Schrauwen, Korteweg, Moll, Loo-
mans, Cohen en Haaiman.
De VOORZITTER verklaart, dat de nieuwe stemming
over het voorstel tot pensioenverhaal thans zal worden uit
gesteld tot een volgende vergadering.
De heer KORTEWEG vraagt den Voorzitter de ver
gadering hedenavond om elf uur te willen sluiten. Voorts
wenscht Spr., dat nog vanavond een onderzoek wordt in
gesteld naar den ziektetoestand van den heer Feb er. Spr.
heeft n. 1. vernomen, dat de heer Feber om half drie van
middag in „de Schuur" aan het biljarten zou zijn geweest.
De VOORZITTER begrijpt in het geheel niet het verband
tusschen de twee door den heer Korteweg zoo in één
adem naar voren gebrachte onderwerpen. Overigens protesteert
Spr. ten sterkste tegen een dergelijke verdachtmaking. Dit
komt niet te pas. De heer Feber is werkelijk zóó ziek, dat
er niet om te lachen is. Spr. had dan ook verwacht, dat
de heer Korteweg deze uitlating voor zich zou houden,
zooals Spr. hem zooeven reeds verzocht had.
De heer APPELBOOM wil over deze quaestie een op
heldering geven. Bij het verlaten van de vergadering van
hedenmiddag werd door den heer Moll en een aan Spr.
niet bekend persoon, lachend tot hem gezegd, dat de heer
Feber vanmiddag om half twee in „de Schuur" was geweest
en op het eind van den middag daar had zitten bitteren.
Spr. komt ten sterkste op tegen deze bewering. De heer