404
9 APRIL 1924.
een adres richtte tot Gedeputeerde Staten met verzoek om
de door dat College vastgestelde salarissen te willen ver
minderen.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Kor te weg geen
verzoek heeft gedaan noch een vraag heeft gesteld, weshalve
hij ook geen antwoord van Spr. zal verwachten.
De heer KLUFT wil niet zoover gaan als de heer Kor
te weg. Spr. zou wenschen te beginnen met de wethouders
salarissen. In zoover kan hij zich vereenigen met een adres
van den Raad aan Gedeputeerde Staten. Beschikken deze
afwijzend op dit adres, dan kunnen de wethouders nog altijd
uit zich zelf f 1000.— van hun salaris in de gemeentekas
terugstorten.
De heer HORNIX vindt de opmerking van den heer
Korteweg onbescheiden, vooral nu de Raad in geenerlei
opzicht heeft bezuinigd op de salarissen van de andere
ambtenaren.
De heer ZIJLMANS heeft zich met verwondering afge
vraagd, waarom bij deze begrooting geen prae-advies is
uitgebracht over het voorstel Korteweg en Zijlmans,
betreffende verlaging der wethouderssalarissen van f 3000.
op f 2000.Het College dient een dergelijken stap niet
afhankelijk te maken van een eventueele verlaging van sala
rissen en loonen van het personeel, maar dient voor te gaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat het College zijn stand
punt in deze heeft uiteengezet in de memorie van antwoord,
n. 1. dat, indien in de overige salarissen geen verandering
wordt gebracht, er dan ook geen reden voor Burgemeester
en Wethouders bestaat om dezer jaarwedden aan een ver
laging te onderwerpen. Ook dient men niet te vergeten, dat
het wethouderschap een zware taak vertegenwoordigt. Het