9 APRIL 1924. 407 De heer KORTEWEG stelt voor, in de eerste plaats in stemming te doen brengen het voorstel van de heeren Zijlmans, Van Sasse van Ysselt en van Spr. om het presentiegeld van de leden van den Raad te bepalen op f 5. per lid en per vergadering. De VOORZITTER acht het presentiegeld van de raads leden en de salarissen van de ambtenaren totaal onverge lijkbaar. Spr. heeft er echter geen bezwaar tegen, om, indien de Raad zulks wenscht, eerst volgnummer 18 aan de orde te stellen. Daar geen der leden hiertegen eenige bedenking heeft stelt de VOORZITTER het eerst aan de orde volgnummer 18. Volgnummer 18. Presentiegelden der leden van den Raad. De heer ZIJLMANS zegt, dat Burgemeester en Wethou ders hebben opgemerkt, dat zij niet afwijzend staan tegenover een redelijk voorstel tot verlaging der presentie-gelden, komende uit den boezem van den Raad. Spr. brengt in herinnering het voorstel van de heeren Van Sasse van Ysselt, Korteweg en Spr. tot verlaging der presentie gelden van f7.50 op f5. Dit voorstel was vergezeld van een tamelijk uitvoerige toelichting. Spr. meent, dat er thans wel aanleiding bestaat, dit voorstel te behandelen, hoewel er nog geen prae-advies door Burgemeester en Wethouders is uitgebracht. De heer BOGMANS merkt op, dat, toen dit voorstel in den Raad werd gebracht, reeds gezegd werd, dat dit bij de begrooting behandeld zou worden. Spr. heeft herhaaldelijk gevraagd om de vergaderingen 's avonds te doen houden. Hiervan is echter bijna nooit iets gekomen. Wanneer echter 's avonds vergaderd werd, dan zou Spr. er voor zijn om het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 407