9 APRIL 1924. 409 op een ruim en breed standpunt willen plaatsen door rekening houdende met de gemaakte opmerkingen hun voorstel zoodanig te wijzigen, dat het presentiegeld op f6. wordt gesteld. Spr. wijst er op, dat er dus een begin met de bezuiniging is gemaakt. De wethouders hebben echter in deze richting nog niets gedaan. De heer COHEN vraagt of de Raad dan tevens een toezegging krijgt in zake de door de heeren Bog mans, Van Luijtelaar en Spr. gestelde vragen over avondver gaderingen. De VOORZITTER zal gaarne overwegen of het denk beeld om van elke drie vergaderingen er één 's avonds te houden uitvoerbaar is, hoewel Spr. de lust tot het houden van avondvergaderingen hedenavond wel vergaan zou. De heer VAN LUIJTELAAR vraagt, of het presentiegeld, in verband met het antwoord van den Voorzitter, thans op f 5.wordt vastgesteld. De heer ZIJLMANS is bereid, het voorstel alsdan weer te wijzigen in dien geest, dat het presentiegeld op f5.— wordt be paald en dat van elke dier vergaderingen er één 's avonds wordt gehouden. De heer CERUTTI zal stemmen voor dit voorstel. Hieruit moet men echter geenerlei consequentie putten met betrekking tot de stemming over de salarissen van de wethouders. De heer COHEN merkt op, dat het verzoek van den heer Bog mans om het presentiegeld op f 6.te stellen dus toch niet wordt overgenomen. Spr. wil daarom het voorstel van den heer Zijlmans c. s. overnemen en het presentiegeld op f 6.bepalen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 409