410
9 APRIL 1924.
De heer BOGMANS zou zich zeer goed kunnen ver
eenigen met een presentiegeld van f 5.voor een avond-
zitting en van f 6.voor een middagvergadering.
De heer HAALMAN is van oordeel, dat het prestige
van den Raad door een dergelijk gemarchandeer ten zeerste
wordt benadeeld.
De VOORZITTER is het in deze volkomen eens met
den heer Haaiman. Men moet goed in het oog houden,
dat het presentiegeld eene vergoeding is voor het verzuim
van andere werkzaamheden. Men is toch geen lid van den
Raad, met het doel, om daarmede een bijverdienste te hebben.
De heer BOGMANS wenscht het presentiegeld op f6.—
te zien gesteld.
De heer ZIJLMANS verklaart, ten slotte het voorstel
weer zoodanig te wijzigen, dat het presentiegeld op f6.
wordt gesteld.
Het voorstel van de heeren Z ij 1 m a n s, Van
Sasse van Ysselt en Korteweg, om tot Ge
deputeerde Staten het verzoek te richten, het presentie
geld van de raadsleden te bepalen op f6.— per lid
en per vergadering wordt alsnu zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
In afwachting van den uitslag van dit verzoek
wordt de post alsnu goedgekeurd.
Volgnummer 14. Jaarwedden van de Wethouders.
De VOORZITTER zegt in verband met het voorstel
van de heeren Zijlmans en Korteweg om de salarissen
van f 3000.op f 2000.te doen terugbrengen, dat het