9 APRIL 1924. 411 College in overweging geeft, dit voorstel niet te behandelen, zoolang over de salarissen der ambtenaren niet beslist is. Naar Spr.'s inzicht, is de voorgestelde verlaging overigens zeer drastisch. Spr. weet uit ondervinding, dat het ambt van wethouder zijn werk, toewijding en ellende medebrengt. De heer Haaiman heeft gezegd, dat hij het niet wenschelijk acht, dit voorstel thans te behandelen. Spr. vraagt of ook de heeren ZijlmansenKorteweg genegen zijn, dit voorstel thans niet te doen behandelen. De heer ZIJLMANS vindt, indien de Voorzitter de voor gestelde verlaging drastisch acht, de verhoogingen, welke het wethouderssalaris in de laatste tien jaren heeft onder gaan nog veel drastischer. In 1916 bedroeg de jaarwedde van een wethouder f 700.in 1917 f 1200.en in 1920 f 3000.—. De heer LOOMANS zegt, dat wanneer besloten wordt tot verhaal van pensioensbijdragen op de salarissen van ambtenaren en werklieden, hij zich dan ook kan vereenigen met de voorgestelde verlaging van de jaarwedden der wet houders. De VOORZITTER is van meening, dat, indien van ambtenaren en werklieden een bijdrage in de kosten van hun pensioen gevorderd zal worden, de wethouders zelf wel een redelijk en billijk voorstel betreffende hun eigen jaar wedden zullen indienen. De heer KORTEWEG merkt op, dat de Voorzitter in een geval als het onderhavige zich steeds van een handig heid bedient. Dient men het voorstel in, dan zegt de Voor zitter, dat de behandeling daarvan beter bij de begrooting kan geschieden. Is de begrooting aan de orde, dan heet het, dat de behandeling van het voorstel altijd nog wel kan geschieden. Spr. wenscht, dat de quaestie van verlaging der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 411