412
9 APRIL 1924.
jaarwedden van de wethouders thans wordt afgehandeld;
het bedrag der verlaging zou desnoods naderhand geregeld
kunnen worden.
De heer HORNIX stelt voor, dit punt aan te houden
tot de algemeene herziening der salarisregeling.
De heer ZIJLMANS blijft van meening, dat het voorstel
thans behandeld dient te worden.
Ook de heer VAN LUIJTELAAR acht een verlaging
met f 1000.een drastischen maatregel. Spr. zou er zich
echter wel mede kunnen vereenigen, indien aan Gedepu
teerde Staten verzocht werd, de jaarwedde op f 2500.te
bepalen.
De heer ZIJLMANS verklaart, dat de voorstellers van
het thans in behandeling zijnde voorstel, zich met een ver
laging der wethouderssalarissen tot f 2500.kunnen ver
eenigen.
De heer CERUTTI merkt op, dat vroeger de idéé be
stond, dat de wethoudersbetrekking een eerefunctie was.
Vandaar ook de toenmalige niet hooge bezoldiging van dit
ambt. Deze idéé heeft men echter laten varen, toen het
salaris van de wethouders op f 3000.werd gebracht. Toen
heeft men gevoeld, dat het wethoudersambt vele eischen
stelt; vooral tegenwoordig is het geen sinecure.
Nu wordt hier steeds gewezen op het feit, dat de wet
houders nog nevenfuncties uitoefenen. Spr. stelt hier tegen
over, dat wanneer het vervullen van bijbetrekkingen niet
mogelijk was, de salarissen van de wethouders zeker het
dubbele van de tegenwoordige bezoldiging moesten bedragen.
Spr. acht een salaris van f 3000.dan ook geenszins te
hoog.