9 APRIL 1924. 417 Volgnummer 20. Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden ter gemeentesecretarie, den concierge en de boden en van hei kantoor van den gemeenteontvanger. De heer KORTEWEG constateert, dat er nog niets is bezuinigd. Spr. zou bij dezen post willen voorstellen, den werktijd van de ambtenaren met 3 uren per week te ver lengen. Spr. heeft uitgerekend, dat hierdoor een besparing van f 25000.verkregen zou worden. Thans werken de ambtenaren maar 37 uur per week. De VOORZITTER wenscht het door den heer Korte weg genoemde cijfer-niet direct, te becritiseeren noch direct goed te keuren. Spr. twijfelt wel eenigszins aan de waarde van dat cijfer. Wanneer de bezuiniging op deze wijze moet gaan, dan verkrijgt men niet hetgeen men zoekt. De werktijd van de ambtenaren is niet zoo uniform, als de heer Korteweg denktbij de verschillende takken van dienst is de werktijd niet dezelfde. Voorts dient men niet uit het oog te verliezen, dat het hier geestelijken en niet lichamelijken arbeid betreft. Uitbreiding van werktijd achten wij niet zeer gewenscht. Niet elke verlenging van werkuren gaat gepaard met een gelijke meerdere belangrijkheid van gepresteerden arbeid. Het voorstel van den heer Korteweg is van algemeene strekking. Spr. verzoekt daarom dit voorstel om prae-advies in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders, ten einde het voor alle takken van dienst te kunnen onderzoeken. De heer KORTEWEG antwoordt, dat ambtenaren in de particuliere bedrijven, die toch evenzeer geestelijken arbeid verrichten, vaak tot diep in den nacht doorwerken. Van een verlenging van den werktijd met 3 uur per week zullen de gemeente-ambtenaren z. i. niet ziek worden. De VOORZITTER stelt voor, dit voorstel niettemin te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 417