420 9 APRIL 1924. De post wordt daarop goedgekeurd. HOOFDSTUK III. OPENBARE VEILIGHEID. De heer HAALMAN merkt op, dat de behandeling van dit hoofdstuk in vorige jaren veelal aanleiding gaf tot vrij uitvoerige beschouwingen. Met genoegen constateert Spr., dat dit jaar de daartoe leidende oorzaken grootendeels niet meer bestaan. De geest en de toestand bij het politie-corps zijn in den laatsten tijd aanmerkelijk verbeterd, hetgeen Spr. bijzonder veel genoegen doet. Hij hoopt, dat spoedig in het geheel niets meer de eenheid van het corps in den weg zal staan. Echter is er nog steeds één zaak, welke Spr. gaarne uit den weg zag geruimd, n. 1. de quaestie van den in rang teruggestelden agent Blakenburg. Spr. weet, dat de schei dende commissaris hem voorgedragen heeft voor herstel in zijn vroegeren rang. Het heeft Spr. geweldig gespeten, dat de Voorzitter blijkbaar geen termen aanwezig heeft geacht, hiertoe over te gaan. Ook is aan Spr. bekend, dat den Voorzitter verzocht is, Blakenburg te willen ontvangen. Hij meent, dat op dit verzoek afwijzend is beschikt. Ook dit betreurt Spr. De Voorzitter heeft steeds verklaard, gaarne de verzoenende hand te willen reiken, wanneer men zou zijn teruggekomen op datgene, wat voor hem een steen des aanstoots was. Spr. doet dan ook een beroep op den Voor zitter om ook zijnerzijds mede te willen werken aan het uit den weg ruimen van dit punt. Ook den heer COHEN is het bekend, dat de Commissaris van Politie verscheidene stappen heeft gedaan om Blakenburg weer in zijn vroegeren rang te doen plaatsen. De Voorzitter heeft hierop echter afwijzend beschikt, evenals op het verzoek om Blakenburg te willen ontvangen. Spr. vraagt den Voorzitter, of hij alsnog niet genegen is bedoelden agent in zijn rang van voorheen te herstellen. Een goed werk zou hiermede verricht worden en Spr. hoopt dan ook, dat de Voorzitter hiertoe binnenkort zal kunnen overgaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 420