9 APRIL 1924.
*27
boom en Hornix vanzelf aan de orde. In de eerste plaats
behandelt Spr. de kosten van het personeel. Voor salarissen
was op de begrooting 1922 een post uitgetrokken van
f 190.000.de begrooting voor 1923 wees een overeen
komstige post aan van f 171.000.en thans is een bedrag
van f 159.000.— geraamd. Voor kleeding en uitrusting werd
voor dezelfde jaren uitgetrokken, respectievelijk f 20.000.
f 14.000.— en f 11.000. Voor de kosten van wachtge-
bouwen, bureaux waren de bedragen f 7200.f 7100.—
en f 5200. Spr. brengt deze cijfers naar voren om te doen
zien, dat hij natuurlijk elke mogelijke bezuiniging toejuicht.
De heer Appelboom heeft hiervan door woorden blijk
gegeven Spr. echter zooals uit deze cijfers valt af te
leiden door daden. In beginsel is Spr. dus niet afkeerig
van bezuiniging, te meer niet, aangezien Spr. in dezen tak
van dienst natuurlijk bijzonder belang stelt en daarvoor zijne
bijzondere verantwoordelijkheid gevoelt.
De heer HORNIX merkt op, dat deze bezuinigingen zijn
aangebracht, omdat de Raad hierop heeft aangedrongen.
De VOORZITTER zou den heer Hornix gaarne die
eer willen laten. Spr. had dien aandrang echter geenszins
noodig. Het aantal agenten is gedaald van 70 op 62, terwijl
dit getal binnenkort tot 60 zal zijn teruggebracht. Deze ver
mindering is mogelijk geworden door de verlenging van
den diensttijd tot 56 uur. Nu zeggen de heeren Appel
boom en Hornix wel, dat zij met den dienst niets te
maken hebben en dat men het maar met een zeker aantal
agenten moet zien te stellen. Spr., die verantwoordelijk is
voor een goeden gang van zaken, kan natuurlijk niet op
een dergelijke wijze te werk gaan.
Bij het tramvraagstuk heeft men gezien, dat uitvoerige
inlichtingen, aanleiding geven tot uitvoerige debatten. Spr.
heeft echter niet geschroomd, de door hem verzamelde ge
gevens over de politie in een twintigtal gemeenten, samen-