430 9 APRIL 1924. onbewaakt blijven. Van andere zijde is er op gewezen, dat aanneming van het voorstel van de heeren Appelboom en H o r n i x verslechtering van de positie van het personeel tengevolge zal hebben. Wanneer er een oplossing is te vinden, waardoor het mogelijk wordt, het aantal agenten nog meer te beperken, dan zal Spr. zich daartegen niet verzetten, doch eerst zal hij zich hebben te overtuigen, welke gevolgen dit voor den dienst en het personeel zal hebben. Toen Spr. alhier in 1919 zijn ambt aanvaardde, trof hij hier een zeer treurige regeling van den politie-dienst aan. Spr. heeft zich dit direct aangetrokken en naar een betere regeling gestreeld. In Augustus daarop heeft hij een veel gunstiger regeling kunnen invoeren. Anderzijds heeft Spr. echter niet geschroomd, daarin de door den tijd vereischte wijzigingen aan te brengen. Deze veranderingen zijn goed opgenomen door het personeel en zijn mede oorzaak van den goeden geest, welke thans in het corps heerscht. De heer Cohen heeft een opmerking gemaakt over de surveillance in het Valkenberg. Deze betreft echter de ver deeling van den dienst. De heer Cohen dient dit aan den Burgemeester over te laten. De heer COHEN meent te weten, dat een hoofdagent controleur den dienst doet van een adjunct-inspecteur. Indien den hoofdagent-controleur, die in het Valkenberg surveilleert, eveneens een zoodanigen dienst werd opgedragen, dan zou men daardoor een adjunct-inspecteur kunnen uitsparen. De VOORZITTER antwoordt, dat op het punt van het hooger personeel de politie hier uiterst zuinig bedeeld is. Overal elders heeft men hoofdinspecteurs e. d. Hier is alleen een commissaris, 2 inspecteurs en 4 adjunct-inspecteurs. De plaats van den heer W iel is na diens overlijden bovendien niet aangevuld, ten einde na te gaan, of reorganisatie wijziging zou brengen ten aanzien van deze functie. Een viertal adjunct inspecteurs en 3 hoofdagenten kan men toch heusch niet te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 430