9 APRIL 1924. 433 uur heeft opgevoerd. Wanneer de Burgemeester de 52-urige week wederom instelt, dan zal Spr. zijn motie terugnemen. De heer MOLL merkt op, dat de mededeeling van den heer Appelboom, als zoude doorzijn voorstel de diensttijd niet verlengd behoeven te worden, door de gegeven toelich ting van den heer Appelboom zelf weersproken wordt. In gevallen van inbraken, enz. zal volgens zijn toelichting de politie wel extra diensten doen zonder vergoeding voor overuren. Spr. is van meening, dat een diensttijd van 56 uur per week reeds lang genoeg is, zoodat van extra-dienst zonder vergoeding geen sprake kan zijn. Spr. blijft van oor deel, dat het voorstel moet leiden tot verlenging van den diensttijd. De heer COHEN wijst er op, dat volgens den Voorzitter bij elke ploeg 1 adjunct-inspecteur en 1 hoofdagent-controleur dienst doen. Spr. acht deze voorstelling van zaken niet juist. Eén adjunct-inspecteur is geheel voor bureau-werk, een ander is steeds in dienst en een derde oefent controle uit. Van de drie hoofdagenten-controleurs surveilleert er een in het Val kenberg. Wanneer deze hoofdagent, die tevens de oudste in jaren is, ook dienst doet als hoofdagent-controleur, dan zou daardoor wellicht een adjunct-inspecteur gemist kunnen worden. De heer CERUTT1 mist in het voorstel van den heer Appelboom surveillance per rijwiel. Spr. meent, dat hier door een goede oplossing te verkrijgen zoude zijn. In den zelfden tijd, waarin thans een wijk geloopen wordt, zou alsdan wellicht een driemaal grooter rayon bezocht kunnen worden. De surveillance op de Baronielaan geschiedt een of hoogstens een paar keeren per dag door een veldwachter, hoewel op dien weg toch ook een druk verkeer plaats heeft. Spr. zou het dan ook niet zoo'n groot bezwaar vinden, wanneer hier ter plaatse iets minder gesurveilleerd zou moeten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 433