434 9 APRIL 1924. worden, tengevolge van de voorgestelde inkrimping van het aa personeel. vc hij De berekening van den Voorzitter, dat hij tenslotte maar pli de beschikking heeft over 14 agenten, doet den heer HORNIX ku denken aan het bekende sommetje in zake het aantal werk- ee dagen van een onderwijzer. Spr. hoopt echter, dat de Raad de niet op het rekensommetje van den Voorzitter zal afgaan. or O De VOORZITTER komt op tegen de qualificatie, door an den heer Hornix aan zijn opsomming gegeven. De toestand zo is werkelijk zoo, als Spr. dien heeft aangegeven. Het zijn o\ absoluut geen praatjes. Ti ge De heer HORNIX merkt voorts op, dat de Voorzitter de het groote aantal agenten mede heeft willen verdedigen door vc Breda een belangrijk knooppunt van verkeer te noemen. de Hoe moet het dan echter in steden als Brussel, Parijs, Han- br nover, enz. wemelen van agenten. Spr. blijft van meening, ec dat het politiepersoneel hier ter stede zonder bezwaar be- w< langrijk kan worden ingekrompen. De goede geaardheid van de bevolking maakt zulks te makkelijker. nu Vc De VOORZITTER zegt, dat de heer Appelboom zc Spr. niet geantwoord heeft op de cardinale punten. De heer he Appelboom ontwikkelt alleen een systeem; om de vraag be of en op welke wijze dit systeem in de praktijk uitvoerbaar is, bekommert hij zich niet. Voordat de Raad er echter ge over zou denken, op dit systeem in te gaan, zal hij toch bi een behoorlijk nader onderzoek daarvan verlangen van den di Burgemeester, die immers de verantwoordelijkheid voor den Zi goeden gang van zaken draagt. Spr. kan natuurlijk thans f hi niet direct alle gevolgen van het voorstel-Appelboom su nagaan, doch hij heeft sterk de overtuiging, dat aan dit In voorstel meer vast zit dan zoo oogenschijnlijk naar voren dc komt. Zoowel de Raad als de Burgemeester hebben in deze d(

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 434