3
18 JANUARI 1924.
43
ook aanzienlijk, en wel om de eenvoudige reden, dat de
voorgestelde wijziging het verlies nog grooter zal maken.
Verder dient met de proefneming met een motorwagen,
waartoe in de vergadering van 11 December 1923 is be
sloten, de meeste spoed te worden betracht, opdat men
spoedig wete waar men mee af is.
Het zij mij vergund in dit verband de volgende vraag tot
Burgemeester en Wethouders te richten:
Wat zijn naast de mindere ontvangsten over December
1923 de meerdere uitgaven over die maand geweest?
De heer FEBER wenscht voorop te stellen, dat de dikwerf
zoo becritiseerde paardentram zich mag verheugen in de
toenemende belangstelling van het publiek, hetgeen blijkt
uit de volgende cijfers. In November 1923 werden 11.234
passagiers meer vervoerd dan in November 1922, d. i. per
dag gemiddeld 374 meer. In December 1923 werden 14.120
passagiers meer vervoerd dan in December 1922, d. i ge
middeld 455 meer per dag, en van 1-16 Januari 1924 werden
meer vervoerd dan in het overeenkomstig tijdvak 1923:
9574 passagiers of gemiddeld 598 passagiers meer per dag.
De toename van het vervoer steeg over gemelde tijdvakken
met resp. 24 °/o, 28 °/o en 37 Spr. gelooft, dat uit deze
cijfers onomstootelijk blijkt, dat Breda zijn paardentram nog
niet wil missen. Op ons rust de plicht om de verliezen zoo
gering mogelijk te doen zijn.
De thans voorgestelde maatregel is er een, welken men
straks bij vervanging van de paarden door motortractie toch
zal moeten invoeren. Het lijkt Spr. goed, reeds nu de proef
met een uniform-tarief te nemen. Ook zal men dan sterk
kunnen concurreeren met de autobussen. Spr. is bij zijn
raming uitgegaan van de veronderstelling, dat er van de
7 passagiers maar één een dubbeltje betaalt. De heer
Zijlmans heeft evenmin het recht te zeggen, dat het ver
lies /lager dan 10 n zal aijn aio Spr,, dat het 15 u mindai/
-f etc*-*- V «Zf ty+.j c/k3~