11 APRIL 1924.
445
Daarop wordt overgegaan tot de verdere behan
deling der geineente-begrooting.
HOOFDSTUK IV. VOLKSGEZONDHEID.
De heer HORNIX is niet bevredigd door het antwoord
van Burgemeester en Wethouders op zijn bij het afdeelings-
onderzoek gemaakte opmerking over de sloot achter het
St. Ignatiusziekenhuis, welke een broeinest is van epidemieën.
Spr. is van meening, dat waar de gemeente jaarlijks een
halve ton aan dat gesticht betaalt, dit te zorgen heeft voor
een hygiënischen toestand ter plaatse. De minder goede
verstandhouding tusschen Breda en Teteringen op het punt
van rioleering mag daarbij geen rol spelen. Al het mogelijke
dient te worden gedaan om aan dien wantoestand een einde
te maken.
De heer KORTEWEG herinnert aan zijn nu reeds 9
maanden geleden ingediend adres in zake demping van deze
sloot. Spr. heeft daarop nooit iets gehoord. Hij hoopt, dat
in de volgende vergadering daarover prae-advies zal worden
uitgebracht.
De heer KLUFT klaagt over den verpestenden stank,
welke de singels vaak verspreiden. Spr. gelooft, dat daartegen
met wat goeden wil wel wat meer te doen zal zijn, hetzij
door het maken van een overlaat naar de Mark, hetzij door
het plegen van overleg met de desbetreffende colleges. Voorts
vestigt Spr. de aandacht op het teren der wegen in den
zomer en vraagt, of zulks niet eerder kan geschieden. Het
veroorzaakt, vooral in het hartje van den zomer, een on-
draaglijken stank, zoodat menigeen in het bijzonder de
omwonenden er veel last van ondervindt.
De VOORZITTER, de verschillende sprekers beantwoor
dende, zegt, dat ten aanzien van de beide kwesties, welke