11 APRIL 1924.
455
op een oogenblik gebrek aan werkkrachten is, mist de Di
recteur tengevolge van die scheiding de bevoegdheid om
over het personeel van den Adjunct-directeur vrijelijk te
beschikken.
De VOORZITTER: Zulks wijst niet op een gebrekkigen
gang van zaken. Wanneer bij de Bouwpolitie personeel zou
blijken overbodig te zijn, dan levert de splitsing geen bezwaar
op om het andere werkzaamheden op te dragen.
De heer HORNIX: Dat weet de Directeur niet.
De VOORZITTERDe Directeur kan zich toch op de
hoogte stellen en ons een voorstel doen.
De heer KLUFT vindt, dat er voor hetgeen de heer
Hornix heeft opgemerkt, wel iets te zeggen valt. De heer
H o r n i x en hij hebben als leden van de bouwcommissie
de ondervinding opgedaan, dat Openbare Werken soms
werkkrachten te kort komt, terwijl Bouwpolitie er somtijds
te veel heeft. Dit is ten duidelijkste gebleken bij de behan
deling van het voorstel van den Directeur tot tijdelijke in
dienstneming van een opzichter-teekenaar voor de uit te
voeren werken in den Belcrumpolder enz. Toen is Spr. tot
de ervaring gekomen, dat tengevolge van de scheiding inder
daad versnippering van werkkrachten plaats heeft, natuurlijk
niet geregeld, doch zoo nu en dan.
De heer KORTEWEG is het met den Voorzitter eens,
dat de scheiding goed is, maar de opzet van den dienst der
Bouwpolitie is volgens hem te duur. Voor vijf ambtenaren
is daar te weinig werk. Het komt Spr. dan ook voor, dat
er best één kracht kan worden gemist, welke dan toegevoegd
zou kunnen worden aan Openbare Werken.
De heer ZIJLMANS zegt, dat bij hem de vraag rijst, ot