456 11 APRIL 1924.
er wel voldoende samenwerking heerscht tusschen beide E
bureaux. stel
war
De heer PELSTER deelt in verband met het gezegde bou
door den heer Kluft mede, dat er sprake is geweest van
het leenen van een opzichter-teekenaar voor de werken aan E
de Gasfabriek, in den Belcrumpolder enz., waarbij toen is mo£
gebleken, dat de Adjunct-directeur zoo iemand niet geregeld
kan missen, doch soms weieens voor een paar weken. Het E
kan echter niet waar zijn, dat er bij de Bouwpolitie werk- lede
krachten overbodig zijn. Voor zoover Spr. heeft kunnen We
nagaan heeft ieder daar voldoende werk. kin$
De heer KORTEWEG persisteert bij zijn meening. Vol
De heer PELSTER doet voorlezing van een lijstje, waarop E
de werkzaamheden van het personeel bij den dienst van te
Bouw- en Woningtoezicht zijn omschreven. Men kan daaruit zij
opmaken, dat er onmogelijk iemand voorgoed kan worden s
gemist. E
den
De heer KLUFT zegt, dat het nu eenmaal een feit is, ver]
dat de Adjunct-directeur heeft verklaard van tijd tot tijd
iemand te kunnen missen. Daaruit volgt, dat diegene dan
overbodig is, want wat doet zoo iemand dan anders in dien
tijd? Spr. is het eens met den heer Hornix, dat zich hier
een gelegenheid voordoet om te bezuinigen.
E
De heer PELSTER komt op tegen de door den heer gen
Kluft gegeven voorstelling van zaken. De Adjunct-directeur vas
heeft gezegd„Wanneer de Directeur het vraagt, kan ik in
dien teekenaar misschien weieens een poosje missen." ma;
De heer HORNIXDe Directeur moet niet behoeven te I
vragen, hij moet kunnen bevelen, ma