11 APRIL 1924. 463 is aangetoond, dat het technische werk bij den dienst der Openbare Werken niet door het bestaande personeel kan worden verricht, niet te kunnen meegaan met het voornemen tot benoeming van een tijdelijk ingenieur op een salaris van f 3000. Het wil Spr. voorkomen, dat het meer dan tijd is om tegen voortdurende uitbreiding van personeel te waken, te meer nu voor Openbare Werken herhaalde malen gebruik wordt gemaakt van adviseurs, zelfs bij ondergeschikte werken. De heer PELSTER zegt, dat hier geen nieuwe functie wordt geschapen. Zij is in de salarisregeling opgenomen, dus was het reeds te voorzien, dat zij komen zou. In den laatsten tijd zijn er veel meer werkzaamheden bij Openbare Werken, vooral in verband met de exploitatie van den Belcrumpolder, de oprichting van een openbaar slachthuis, de verbouwing van het Stadhuis en de Ambachtsschool, de uitbreidingswerken aan de Gasfabriek en de Waterleiding enz. De Directeur heeft niet voldoenden tijd daarvoor be schikbaar en derhalve kunnen zij niet vlug genoeg worden afgedaan. De heer ZIJLMANS is door het antwoord van Wethouder Pel ster niet bevredigd. Men heeft bij Gemeentewerken al zooveel adviseurs. Waar moet het heen? Terwijl bezuiniging dringend noodig is, wordt hier maar zoo'n beetje met het geld gesmeten. Bovendien beschikt men bij Openbare Werken reeds over een staf van ambtenaren, waarmede productief werk genoeg kan worden verricht. De werken door Wet houder Pels ter genoemd liggen nog ver in het verschiet. Spr. acht de noodzakelijkheid van de indienstneming van een tijdelijk ingenieur dan ook niet aangetoond. De heer CERUTT1 brengt in herinnering, dat kort nadat de Belcrumpolder was aangekocht, de architect Cuypers uit Amsterdam werd uitgenoodigd een uitbreidingsplan daarvoor te ontwerpen. Toen Spr. zijn verwondering er over uitte,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 463