468 11 APRIL 1924. geen maatregelen beraamd worden om die kinderen op te vangen? Hebben Burgemeester en Wethouders al overwogen, wat daartegen te doen? De heer HAALMAN verzoekt thans zijn gewijzigde motie in zake den leerplichtigen leeftijd aan de orde te stellen. Spr. wil eerst even een verklaring afleggen betreffende zijn mededeeling. dat een dergelijke motie door den Raad van Enschede was aangenomen, hetgeen toen door den Voor zitter in twijfel werd getrokken. Spr. heeft zich om inlichtingen tot den Gemeente-secretaris van Enschede gewend en daarop een antwoord ontvangen, waarvan Spr. den Raad voorlezing doet. Men kan daaruit zien, dat Spr.'s mededeeling inderdaad op juistheid berustte. Spr. heeft al in een vorige vergadering uiteengezet, dat hij zijn motie zoodanig heeft ingekleed, dat er z. i. voor niemand bezwaar kan bestaan om zijn stem daaraan te geven. De Voorzitter moge nu zeggen, dat zij practisch van weinig waarde is, z. i. is het van zeer groote beteekenis, dat zooveel mogelijk groote gemeenten laten blijken, dat de voorgenomen maatregelen een gevaar vormen, dat het onderwijs bedreigt. De heer Van L uij tel a a r heeft al gewezen op de noodlottige gevolgen, welke zich daarbij kunnen voordoen. Spr. meent, dat door het uitbrengen van adhaesie aan de stappen door de Vereeniging van Neder- landsche Gemeenten bereids in deze ondernomen, ook door den Raad van Breda iets gedaan kan worden om te voor komen, dat die maatregelen inderdaad werkelijkheid worden. De heer HORNIX wil nogmaals een lans breken voor invoering van lichamelijke oefeningen op de lagere scholen. Breda is op dat gebied een unicum in den lande. Hoewel een desbetreffende motie van Spr. verleden jaar met bijna algemeene stemmen is aangenomen, is er nog maar steeds niets gebeurd. Naar aanleiding van het antwoord van Bur gemeester en Wethouders op de door hem te dien aanzien gestelde vraag in het centraal rapport, heeft Spr. inlichtingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 468