11 APRIL 1924.
483
De VOORZITTER antwoordt, dat bij het onderzoek
destijds welke scholen door den Raad erkend dienden te
worden en voor subsidie in aanmerking kwamen, de onder
dit volgnummer voorkomende drie scholen zijn aangewezen.
Deze opgave geschiedde niet dan na een ernstig onderzoek.
De R. K. school in het Liefdegesticht werd echter door
het Rijk niet erkend. Tweemaal heeft het College zich daarna
tot de regeering gewend, waarbij omschreven werd, waarom
het onjuist werd geacht, dit instituut, dat volledig is ingericht,
in een groote behoefte voorziet en tevens gelegenheid biedt
tot opleiding van leerkrachten, van subsidie uit te sluiten.
Het is echter tot dusver niet mogelijk gebleken de regeering
tot andere gedachten in deze te brengen, doch dit is nog
geen reden voor de gemeente om deze school ook harerzijds
te negeeren. Ten einde nu in beginsel vast te leggen, dat
deze school noodig wordt geacht, is deze post van f 1.—
op de begrooting uitgetrokken. Nadat de Raad hierover
beslist heeft, zal het College in nader overleg treden met
het bestuur der school. Overigens zou in geval van subsi-
dieering de gemeente niet ten volle 30 van de netto-
onkosten behoeven bij te dragen, daar het bestuur verklaard
heeft met een minder bedrag te willen volstaan.
Mevrouw NEVE-REINTJES heeft ook vroeger reeds
gevraagd, of ook andersdenkende leerlingen op deze school
opgeleid kunnen worden.
De VOORZITTER antwoordt bevestigend. Voor het
verkrijgen van Rijkssubsidie is dit een vereischte.
De heer ZIJLMANS heeft uit de bespreking afgeleid, dat
alleen op de school in de Nieuwstraat gelegenheid is tot
opleiding van leerkrachten. Volgens Spr. ligt het toch echter
zeker niet in de bedoeling om op deze wijze voort te gaan,
daar men anders te veel huishoudscholen zou krijgen. Twee
R, K. scholen acht Spr. reeds genoeg.