488 11 APRIL 1924. beslissing genomen kan worden. Spr. geeft dan ook in over weging om de besprekingen over deze aangelegenheid thans aan te houden. De heer COHEN vraagt, of de Voorzitter de nieuwe denkbeelden van het College thans niet reeds kan mededeelen. De VOORZITTER ziet het bezwaar van den heer H o r n i x niet in. De vroegere denkbeelden van Burgemeester en Wet houders werden door den Raad niet goedgekeurd. Op het oogenblik staat het College dus voor de vraagwat wil de Raad. Daarom zou Spr. gaarne de meening van de leden vernemen. Z. i. is er derhalve in dit stadium wel vrucht te verwachten van debatten. WenScht de Raad echter de be sprekingen aan te houden, dan zal Spr. zijn denkbeelden evenmin uiteenzetten. Daar niemand het woord verlangt, merkt Spr. op, dat de voorgestelde posten dan toch in de begrooting blijven opgenomen. Verder dient in het oog te worden gehouden, dat van deze posten reeds is uitgegeven in de afgeloopen maanden van dit jaar en hiermede zal moeten worden voortgegaan, totdat omtrent de nieuwe rege ling beslist is. Spr. meent uit de stemming van den Raad te mogen opmaken, dat de Raad nadere voorstellen verwacht. Deze paragraaf wordt alsnu goedgekeurd. HOOFDSTUK X. LANDBOUW. Wordt zonder bemerking goedgekeurd. HOOFDSTUK XI. HANDEL EN NIJVERHEID. Wordt zonder bemerking goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 488